Kaapstad (Engels: Cape Town) bijgenaamd de Moederstad, is de hoofdplaats van de Westelijke Kaap-provincie en is het wetgevend centrum van Zuid-Afrika. De stad maakt deel uit van de gemeente Kaapstad, die ongeveer 2,9 miljoen inwoners heeft (2001).

Kaapstad is samen met Pretoria en Bloemfontein één van de hoofdsteden van Zuid-Afrika. Het is de tweede stad van het land. De stad, gelegen in de zuidwestelijkste punt van Zuid-Afrika, was oorspronkelijk een verversingspost voor Nederlandse schepen die op weg waren naar Oost-Afrika, Indië of het Verre Oosten. Het was daarnaast een van de eerste permanente Europese nederzettingen ten zuiden van de Sahara. De Hollanders in dienst van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie maakten hier voor het eerst contact met de leider van de Goringkhoina in 1652.

Voor meer informatie zie ook onder de kaart

JavaScript must be enabled in order for you to use Google Maps.
However, it seems JavaScript is either disabled or not supported by your browser.
To view Google Maps, enable JavaScript by changing your browser options, and then try again.


Van een kleine havenstad groeide Kaapstad uit tot de grootste stad van Zuid-Afrika, maar raakte deze plaats kwijt aan Johannesburg in 1887 door de goudkoorts naar de Witwatersrand. Bij de volkstelling uit 2001 bleek dat Kaapstad de grootste Afrikaanssprekende gemeenschap was van Zuid-Afrika met 1,2 miljoen mensen.

Dankzij de natuur en de ligging aan de voet van de beroemde Tafelberg, is Kaapstad een populaire internationale bestemming voor toeristen.


Kaapstad ligt in het zuidwesten van Zuid-Afrika in de provincie West-Kaap gelegen aan de Tafelbaai van de Atlantische Oceaan. De stad is internationaal bekend om de ligging aan de voet van de Tafelberg, een grote plateau-achtige berg met een hoogte van 1.086 meter boven het zeeniveau. Deze berg samen met andere lagere bergen en heuvels bepalen de horizon van de stad en zijn een onmiskenbaar baken geworden. De Tafelbaai wordt door de inheemse bewoners Hoeri (letterlijk "Baai van de zee") genoemd en heeft zijn huidige naam te danken aan een Portugese admiraal die in 1503 langs zeilde.[1]

Het Kaapse Schiereiland, dat een lengte van bijna 35 kilometer heeft en strekt van Kaapstad in het noorden tot aan Kaap de Goede Hoop en Kaappunt, is een van 's werelds plantenkoninkrijken waarbij een aantal soorten alleen hier voorkomen.

De "Stadskom" van Kaapstad (Engels: City Bowl) of het centrale zakencentrum met zijn wolkenkrabbers omringd door woonwijken, wordt begrensd door de Tafelbaai aan de ene kant en de Tafelberg aan de andere kant. De uitgestrekte voorsteden aan beide kanten van het bergmassief verschillen qua karakter sterk van elkaar. Het hele gebied kan alleen vanaf de Tafelberg gezien worden. In de "Stadskom" of andere woonwijken aan de Atlantische Oceaan of de bergen wonen een miljoen inwoners. De overige twee miljoen wonen op de uitgestrekte Kaapse Vlaktes.

Doordat de zee vaak onrustig is om het Kaapse Schiereiland werd de Kaap de Goede Hoop, die bijna 50 kilometer ten zuiden van het stadscentrum ligt, al vroeg door de zeevaarders de "Kaap van Stormen" genoemd. De koude Benguelastroom stroomt vanuit het zuiden langs de kust en schept een mediterraan winterklimaat waarin vruchten en groentes goed gedijen. Veelal wordt Kaapstad beschreven als "de enige stad ter wereld die aan twee oceanen ligt", wat niet helemaal juist is, omdat de Atlantische en de Indische Oceaan ongeveer 200 kilometer ten oosten van Kaapstad, bij Kaap Agulhas aan elkaar grenzen.

Zuid-Afrika heeft een beduidende rol gespeeld bij de ontwikkeling van de vroege mens. Het land werd meer dan 100.000 jaar geleden al door kleine groepen Hominidae of mensachtigen bewoond. In het zuidelijke Kaapland zijn in Smitswinkelbaai bij Rooikrans en bij de Bonteberg gebeentes en steenwerktuigen ontdekt die door mensachtige bewoners (de Homo erectus) zijn achtergelaten. Daarnaast is er in het Langebaan-strandmeer ten noorden van Kaapstad een menselijk spoor uit de periode 115.000 v.Chr. ontdekt.[3]

De eerste bewoners waren jagers en verzamelaars, die eenvoudige steenwerktuigen en vuur gebruikten. Rond 8000 v.Chr. had de plaatselijke jagersgemeenschap kennisgemaakt met pijl en boog. De grote trek naar het binnenland begon rond 2000 v.Chr. waarbij de jagers uit de omgeving van Kaapstad in aanraking kwamen met de hoger ontwikkelde boerengemeenschappen.

De Europese scheepvaart ontwikkelde zich in de 15e eeuw snel waardoor Portugese zeevaarders in staat waren om langs de westkust van Afrika steeds verder zuidwaarts te zeilen. Zij waren niet zo zeer in Afrika geïnteresseerd, maar meer in een zeeroute naar Indië voor de kostbare specerijen. De eerste Europeaan die op 3 februari 1488 bij de Mosselbaai een voet aan wal zette en met de plaatselijke Khoikhoi-stammen handel dreef was Bartolomeu Dias. Tijdens zijn terugreis naar Europa had Diaz dankzij de rustige weersomstandigheden voor de eerste keer de Kaap gezien en besloot om ook hier voet aan wal te zetten en een kruis op te richten. Hij had de Kaap vier maanden daarvoor, vanwege hevige stormen, niet gezien en noemde het "Kaap van Stormen". Later hernoemde de Portugese koning het naar Cabo da Boa Esperança ("Kaap de Goede Hoop"). Portugese zeevaarders lieten veel kruizen achter als zij langs voeren wat diende als landmark voor andere schepen en het bevestigde ook de Portugese aanspraak op het land. Vanaf 1500 kwamen Portugese schepen geregeld aan in de Mosselbaai om vers water en andere voorraden te laden.

De Tafelberg is in 1503 door de Portugees Antonio da Saldanha ontdekt en hij was daarnaast de eerste Europeaan in de geschiedenis die de Tafelberg beklom. Ondanks de strategische ligging van de Kaap, hadden de Portugezen geen belang om er een permanente nederzetting te stichten. Zij hadden andere nederzettingen zoals die van Mozambique, wat in tegenstelling tot de Kaap wel in alle Portugese behoeftes kon voorzien. Portugal had tot laat in de 16e eeuw een monopolie op de zeeroute naar Azië.

De handel met de Khoikhoi, die de Portugezen van vers vlees voorzagen, vond niet altijd plaats op een eerlijke basis. Soms waren er geschillen die met geweld werden opgelost. De onderkoning van Portugees-Oost-Indië, Francisco de Almeida, was samen met 55 van zijn manschappen tijdens een gevecht met Khoikhoi-krijgers gesneuveld.[4] Dit voorval was onder andere de reden om niet met de kolonisatie van Zuid-Afrika te beginnen.

De slechte reputatie van de Kaap had de Britse overheid in 1620 er niet van weerhouden om aanspraak op de Kaap te maken, nadat een kapitein al de Engelse vlag op Leeuwenkop had gehesen. In 1611 voer een Hollands schip voor het eerst rechtstreeks van de Kaap naar Indië, in plaats van via de kustlijn van Oost-Afrika.

Toen het Nederlandse schip Nieuw Haarlem op zijn terugreis van Indië op 25 maart 1647 met een bemanning van zestig leden aan de Kaap strandde, hadden de plaatselijke Khoikhoi voor het eerst een lange periode contact met de Hollanders. De bemanning, onder bevel van onderkoopman Leendert Janszen, bracht bijna een jaar aan de Kaap door voordat zij door een vloot van vijf Nederlandse schepen in maart 1648 opgepikt werden. Hun berichten over het gunstige klimaat en de goede ervaringen met de Khoikhoi en de ruilhandel, was voor de Vereenigde Oost-Indische Compagnie beslissend om een verversingspost aan de Kaap te stichten.[5]

In economisch opzicht waren de gebieden in Azië meer lonend voor de Compagnie en daarom werd er in eerste instantie weinig belang gehecht aan een kleine verversingspost. De zeereis van Europa naar Azië, duurde destijds tussen de zes en acht maanden en het gevolg daarvan waren ziektes aan boord, zoals scheurbuik en daardoor waren er hoge sterftecijfers onder de manschappen. De reis zou winstgevender zijn wanneer er voldoende groente en vlees beschikbaar zouden zijn aan boord.

De koopman Jan Anthoniszoon van Riebeeck was aan boord van een van de vijf schepen die de zeelieden van de Nieuwe Haarlem hadden gered. Hij werd destijds verdacht van corruptie en hij stelde zichzelf beschikbaar voor de opbouw van het verversingspost. Zijn belangstelling om die post te bekleden was geworteld op de hoop om hierdoor genoeg vertrouwen te winnen om later overgeplaatst te worden naar het Indië.

Op 6 april 1652 hadden Jan van Riebeeck samen met zijn vrouw en vierjarige zoon en negentig manschappen, waaronder zeven andere vrouwen, in de Tafelbaai voet aan wal gezet. Als bescherming tegen aanvallen van de inboorlingen hadden de Nederlanders onmiddellijk het Kasteel de Goede Hoop gebouwd. Van Riebeeck gaf opdracht om een fort voor tachtig mensen te bouwen, kleine akkers aan te leggen, groenten en vruchten te verbouwen en veehandel met de inheemse bevolking te drijven. De Compagnie wilden goede betrekkingen met hen hebben.

Het vierhoekige fort werd door een wal en palissades beschermd en vanaf 3 augustus waren alle kolonisten hierin gevestigd. Als gevolg van de strenge winter met regen en hagelstormen bezweken twintig mensen aan ziektes. De Compagnie was niet tevreden met de ontwikkeling van de nederzetting en had Van Riebeeck opgedragen om de kosten laag te houden en zelfvoorzienend te zijn. De boerderijactiviteiten waren duur en werden verder gekweld door een tekort aan mankracht en landbouwspecialisatie. De soldaten en ambtenaren waren veelal opgeleid voor handel en militaire opgaves en niet vertrouwd met landbouwmethodes. De ruilhandel met de plaatselijke Khoikhoi-stammen was beperkt tot vee.

In maart 1653 werd het verversingsstation voor de eerste keer op de proef gesteld. Een vloot onder bevel van admiraal Gerard Demmer deed tijdens de zeereis naar Nederland de nederzetting aan. De manschappen werden van groente, vlees en melk voorzien en deze prestatie van de kolonie werd door de admiraal bij zijn terugkeer in Nederland verspreid. De landbouwactiviteiten werden geleidelijk uitgebouwd en al in 1659 werden de eerste wijndruiven geoogst. De moraal van de kolonisten was desondanks laag en sommige sloten zich zelfs aan bij de Khoikhoi. Die laatstgenoemden waren vaak wel bereid om voor de kolonie werk te verrichten.

De oorspronkelijke bevolking, de Khoi en de San, weigerde echter verder met de Europeanen handel te drijven en bleek ook ongeschikt te zijn voor het Europese concept van werk en bezit. Om toch in de behoefte aan mankracht te voorzien, voerden de Nederlanders slaven in uit hun koloniën Madagaskar en Indië. Met de eerste invoer van slaven in het jaar 1658 verdubbelde de Kaapse bevolking. Naast de slaven waren er ook enkele bannelingen uit Indië, die door het Nederlands-Bataafse Hooggerechtshof naar de Kaap werden gedeporteerd. Samen met de slavenbevolking, vestigde ook de Islam zich aan de Kaap.

Naast de invoer van slaven was het de praktijk om van kolonisten zelfstandige boeren te maken als een oplossing voor het voedselprobleem. De Compagnie had in 1659 toestemming verleend om aan negen kolonisten de status van vrijburger toe te kennen. Kolonisten van Nederlandse en Duitse afkomst die hiervoor in aanmerking kwamen, konden zaden en landbouwgereedschappen op krediet ontvangen. De eerste kolonist in dienst van de Compagnie, aan wie de vrijbrief gegeven was, was een Duitse kolonist uit Keulen die, zoals veel andere mensen uit Noordwest-Duitsland, na de Dertigjarige Oorlog in Nederland had gewerkt.

Het experiment slaagde en de landbouwproductie nam toe. De Compagnie had ook, op een beperkte mate, kolonisten uit onder meer Nederland aangemoedigd om zich aan de Kaap te vestigen. Veel minder mensen waren bereid om te emigreren, maar na het opheffen van het Edict van Nantes in 1687/1688 hadden bijna 225 van het totaal van 80.000 hugenoten, die Frankrijk verlieten, besloten om zich aan de Kaap te vestigen.

Het kasteel, dat in de periode 1666 en 1679 was ontstaan, is het oudste bewaarde gebouw in Zuid-Afrika. Tegen het jaar 1691 waren er tussen de vijftig en zestig huizen in Kaapstad en tegen het begin van de 18e eeuw was dat aantal vervijfvoudigd.

De uitbreiding van de kolonie had echter tot geschillen met de Khoikhoi geleid. In 1659 kwam het tot confrontaties met de inheemse bevolking door het gebruik van weilanden door kolonisten. In 1671 kwam het tot conflicten door de groeiende vraag naar vlees, wat de Khoikhoi niet wilden verhandelen. Uiteindelijke hadden de Khoikhoi een verpletterende nederlaag geleden. Sommigen waren bereid om met de kolonisten te trouwen of op een andere manier zich bij de blanke gemeenschap aan te sluiten, terwijl anderen het binnenland introkken. Vrouwen waren schaars in de kolonie en de Europese mannen gingen zich vermengen met Khoikhoi-vrouwen en slavinnen.

Toen Simon van der Stel in 1679 aangesteld werd als nieuwe commandant van de Kaap (vanaf 1691 had hij het ambt van gouverneur bekleed) was het Kasteel de Goede Hoop volledig afgebouwd, terwijl Kaapstad zelf uit vier straten bestond en een blanke bevolking had van 290 mensen. De stad werd bestuurd door een raad die wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende bevoegdheden had en moest verantwoording afleggen aan de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië in Batavia (het hedendaagse Jakarta).

Toen eind achttiende eeuw de VOC bankroet ging en Nederland een Fransgezinde regering kreeg (zie Bataafse Republiek), werden Kaapstad en de Kaapkolonie in 1806 veroverd door de Britten, net als veel andere Nederlandse koloniën. Bij de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden kreeg Nederland enkele koloniën terug, waaronder Nederlands-Indië, maar de Britten behielden de Kaapkolonie voor zichzelf vanwege de strategische ligging op de vaarweg naar Indië. De oorspronkelijke kolonisten voelden zich steeds meer onderdrukt door de Britse kolonisator en trokken uiteindelijk in groten getale als de Boeren het Zuid-Afrikaanse achterland in. Iets later werd in het nieuwe gebied waar de Boeren woonden goud en diamant gevonden, het economische zwaartepunt werd hierbij verplaatst van de Kaap naar het Witwatersrandgebied. Pas in 1910 verkregen de kolonies zelfstandigheid als de Unie van Zuid-Afrika.

Het stadsbeeld:
In Kaapstad is zowel de Nederlandse als de Engelse overheersing vandaag nog duidelijk zichtbaar in de Hollandse en Victoriaanse architectuur. Het vormt daarmee een belangrijke toeristische bestemming. 52% van alle buitenlandse bezoekers aan Zuid-Afrika bezoekt Kaapstad.

Ingeklemd tussen de Tafelbaai aan de ene kant en de Tafelberg aan de andere zijde, liggen er woonbuurten rondom de zakenkernen van het centrum met zijn wolkenkrabbers. De koude Benguelastroom stroomt vanuit het zuiden en veroorzaakt een klimaat met winterregens waarin fruit goed gedijt.

Het schiereiland, Kaapschiereiland genaamd, is een van de zes florarijken van de wereld, te weten de Kaapflora. Veel soorten zijn specifiek voor de regio en uniek in de wereld. Hieronder vallen vooral fynbos, een soort heideachtige bebossing, en proteas, de nationale bloem.

Bezienswaardigheden:
    De Groote Kerk staat op een perceel waar in 1678 de eerste kerk van Zuid-Afrika werd opgericht. Het huidige gebouw is de derde en dateert uit het jaar 1836.
    Op het plein tussen de Herengracht en Adderley Street in Kaapstad staat een standbeeld van Maria tegenover het standbeeld van Jan van Riebeeck, stichter van Zuid-Afrika. Dit beeld is door de Nederlandse staat geschonken in 1952 bij de herdenking van de aankomst van Jan van Riebeeck op Kaap de Goede Hoop (1652).
    Victoria & Alfred Waterfront gelegen aan het water; de belangrijkste trekpleister van de stad met winkels en andere toeristische attracties.
    Robbeneiland een eiland voor de kust waar Nelson Mandela 27 jaar gevangen heeft gezeten.
    Tafelberg (Engels: Table mountain) gelegen op de westelijke kaap kijkt uit over Kaapstad. Als er wolken over de Tafelberg hangen, noemt men dit vaak het tafelkleed van de tafelberg.