Argentinië (Spaans: Argentina), officieel de Argentijnse Republiek (Spaans: República Argentina), is een Spaanstalig land in het zuiden van Zuid-Amerika, tussen de Andes en de zuidelijke Atlantische Oceaan. Het grenst aan Uruguay, Brazilië, Paraguay, Bolivia en Chili. Het land heeft 42.192.494 inwoners (2012).
Argentinië heeft een totale oppervlakte van 2.780.400 km², het is daarmee het achtste land ter wereld naar oppervlakte en het grootste van de Spaanstalige landen. De naam van het land is afgeleid van het Latijnse woord argentum (zilver), een edelmetaal dat een belangrijke rol speelde in de opkomst van het Europese kolonialisme. Argentinië is onafhankelijk sinds 1816, daarvoor was het gedurende drie eeuwen een Spaanse kolonie.
Buenos Aires, de hoofdstad, is met ca. 3 miljoen inwoners ook de grootste stad van het land, en het metropoolgebied Gran Buenos Aires is de op een na grootste van Zuid-Amerika. Argentinië claimt ook de archipels de Falklandeilanden en Zuid-Georgië en de Zuidelijke Sandwicheilanden, die beide onder gezag staan van het Verenigd Koninkrijk, en een deel van Antarctica.
Geschiedenis
In het begin van de 16e eeuw arriveerden de eerste Europeanen in de regio. Zij zochten in feite een doorgang van de Atlantische naar de Stille Oceaan. Onder hen vinden we onder andere Ferdinand Magellaan en Pedro de Mendoza. Deze laatste bouwde de nederzetting 'Nuestra Señora del Buen Aire', het huidige Buenos Aires rond 1536. Ook in het noordwesten van het land, waar men goede landbouwgronden vond, bouwden de Spanjaarden die vanuit het onderkoninkrijk Bolivia kwamen verschillende nederzettingen: Mendoza, Tucumán, Córdoba en Salta. Er werden paarden gefokt, vee werd gehouden voor de vleesproductie, suiker, tabak en groenten werden geteeld. Het gebied kende een grote bloei in de 17e en 18e eeuw omwille van de handel met het onderkoninkrijk Peru, terwijl Buenos Aires slechts een tweederangs haven was. Daar kwam slechts verandering in in 1776, toen Buenos Aires het bestuurscentrum werd van het nieuwe vicekoninkrijk 'Río de la Plata', een gebied dat het huidige Argentinië, Uruguay, Paraguay en een deel van Bolivia bestreek.
In 1816 werd Argentinië onafhankelijk van Spanje, na een korte strijd met de Spaanse bezetters, onder de leiding van José de San Martín. Deze laatste wordt door de Argentijnen nog steeds als een held beschouwd. In de eerste jaren van deze jonge natie ontstonden er diverse conflicten tussen de centralisten en de federalisten, tot in 1853, toen er een nieuwe grondwet werd aangenomen. In 1865 moest Argentinië, dat nauwelijks een leger had, het hoofd bieden aan de landhonger van Paraguay (zie: Oorlog van de Drievoudige Alliantie). In een bloederige oorlog, die tot 1870 duurde, wisten de Argentijnen met hun Braziliaanse en Uruguayaanse bondgenoten Paraguay te verslaan. Een groot deel van de gesneuvelde soldaten bestond echter uit voormalige zwarte slaven die verplicht werden ten strijde te trekken. Toen deze oorlog ten einde kwam was dan ook bijna de gehele zwarte populatie van Argentinië uitgeroeid. In de tweede helft van de 19e eeuw, kende Buenos Aires een grote bloeiperiode, mede door de komst van duizenden migranten. Nieuwe technologieën (invriezen van vlees, spoorwegen) stimuleerden de landbouw en veeteelt. Nieuwe gebieden zoals Patagonië werden veroverd. Immigranten uit Engeland en Wales begonnen schapenfokkerijen op grote estancias. Argentinië werd na de Verenigde Staten het tweede 'Beloofde Land' van Amerika. Tussen 1880 en 1920 was Argentinië een van de rijkste landen ter wereld. Na een korte opleving rond de Tweede Wereldoorlog zakte het land definitief terug.
Vervolgens werd Argentinië gekenmerkt door terugkerende politieke conflicten tussen conservatieven en liberalen en tussen burgers en militairen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het populistische peronisme, wat de verhouding op scherp zette. Tot 1983 werden steeds bloediger optredende militaire junta's afgewisseld met autoritaire democratische regeringen, wat leidde tot oplopende economische problemen, corruptie, algemene afkeer van de politiek en de nederlaag in de Falklandoorlog. De nederlaag tegen Groot-Brittannië betekende een gezichtsverlies dat de junta niet meer te boven kwam.
Hierna maakten vier vrije verkiezingen duidelijk dat de democratie in Argentinië voet aan de grond kreeg. Eind jaren 80 begon de regering een nieuwe economische politiek, die leidde tot hoge groeicijfers in de jaren 90. In 2001 stortte de economie echter volledig in. De koppeling van de peso aan de dollar bleek niet houdbaar, waardoor de munt plotsklaps enorm in waarde daalde. Woedende Argentijnen verzamelden zich voor de banken, die echter door de regering gedwongen waren de spaarsaldi te bevriezen. Dit leidde tot sociale en politieke instabiliteit. In de jaren daarna, tijdens het bewind van president Néstor Kirchner (2003-2007) kwam aan deze economische crisis geleidelijk aan een eind. Kirchner werd in 2007 opgevolgd door zijn vrouw Cristina Fernández de Kirchner.
Geografie
Fysische geografie
Argentinië kan ruwweg in drieën gedeeld worden: de vruchtbare vlaktes van de pampa's in de noordelijke helft van het land, de bron van de Argentijnse agrarische rijkdom; het licht geaccidenteerde plateau van Patagonië in de zuidelijke helft tot aan Vuurland, en het rotsachtige Andesgebergte langs de westelijke grens met Chili, met de Aconcagua als hoogste punt (6960 m.).
Belangrijke rivieren zijn de Paraguay, de Bermejo, de Colorado, de Uruguay en de langste rivier, de Paraná. De laatste twee komen samen in de Río de la Plata voordat ze in de Atlantische Oceaan uitmonden.
Klimaat
Overwegend gematigd, droog in het westen, subtropisch in het noorden, koel en guur tot sub-Antarctisch in het zuiden.
Natuur
Er zijn 31 nationale parken in Argentinië, waaronder de parken Los Glaciares, Tierra del Fuego, Nahuel Huapi, Iguazú, Ischigualasto en Talampaya.
Architectuur
Talrijke Argentijnse architecten hebben de stadsgezichten van hun land verrijkt en in de afgelopen decennia die over de hele wereld. Juan Antonio Buschiazzo heeft geholpen met het populair maken van de Beaux-Arts architectuur en Francisco Gianotti combineerde Art Nouveau met Italiaanse stijlen. Ieder type voegde meer flair toe aan de Argentijnse steden tijdens de vroege 20e eeuw. Francisco Salamone en Viktor Sulĉiĉ lieten een Art Deco erfenis na en Alejandro Bustillo creëerde een rijke kern van rationalistische architectuur. Clorindo Testa introduceerde lokaal het brutalisme en de futurisische creaties van Cesar Pelli en Patricio Pouchulus sierden overal ter wereld de steden. In het bijzonder de retro van Pelli in 1980 naar de glorie van de Art Deco van de jaren 1920, maakte hem tot een van de meest prestigieuze architecten van de wereld.
De eenvoud van de Rioplatense barok wordt duidelijk gewaardeerd in Buenos Aires in de werken van Italiaanse architecten als Andre Blanqui en Antonio Masella in de kerken van San Ignacio, Nuestra Señora del Pilar, de kathedraal van Buenos Aires en de Cabildo.
De Italiaanse en Franse invloeden stegen na de onafhankelijkheidoorlog in het begin van de 19e eeuw alhoewel de academische stijl stand hield tot de eerste decennia van de 20e eeuw. Pogingen tot vernieuwing vonden plaats tijdens de tweede helft van de 19de eeuw en het begin van de 20e toen de Europese tendensen doorgedrongen in het land. Deze zijn terug te vinden in tal van belangrijke gebouwen in Buenos Aires, zoals de Santa Felicitam Kerk van Ernesto Bunge, het centrale postkantoor en het Paleis van Justitie, door Norbert Maillart en het Nationaal Congres en het Colón Opera House van Vittorio Meano.
De architectuur van de tweede helft van de 20e eeuw bleef de aanpassingen van de Franse neoklassieke architectuur volgen, zoals het hoofdkwartier van de Nationale Bank van Argentinië en het NH Gran Hotel Provincial, gebouwd door Alejandro Bustillo en het Museo de Arte Hispano Fernández Blanco van Martín Noel.
Na het begin van de jaren 1930 werd echter de invloed van de rationalistische architectuur en van Le Corbusier dominant bij de lokale architecten, onder wie Alberto Prebisch en Amancio Williams opvallen. Na 1950 begint de bouw van wolkenkrabbers zich te verspreiden in Buenos Aires, hoewel een nieuwe generatie begon met het afwijzen van deze "brutaliteit" en probeerde een eigen architectonische identiteit te vinden.
Deze zoektocht naar identiteit wordt weerspiegeld in het hoofdkwartier van de Banco de Londres y América del Sur voltooid in 1967 door Clorindo Testa met Diego Peralta Ramos, Alfredo Agostini en Santiago Sánchez Elia. In de volgende decennia nam de nieuwe generaties architecten, zoals altijd, de Europese Avant-garde stijlen en nieuwe technieken over.
Sinds het eind van de 20e eeuw zijn Argentijnse architecten prominenter geworden in het ontwerp van de belangrijke vastgoedprojecten in het land, zoals de Le Parc toren en Torre Aqualina van de hand van Mario Roberto Álvarez en de Torre Fortabat van Sánchez Elia, alsook over de hele wereld, met name het Norwest Center en de Petronas Twin Towers van Cesar Pelli.