De Galapagoseilanden (kortweg Galapagos, Spaans: Islas Galápagos, officieel Archipiélago de Colón) zijn een verspreide groep eilanden ter hoogte van de evenaar in de Stille Oceaan. Ze liggen in open zee op ongeveer 1000 km van de westkust van Zuid-Amerika en behoren staatkundig tot Ecuador.
De eilanden zijn geologisch gezien erg jong: enkele miljoenen jaren. Ze zijn van vulkanische oorsprong. Er komen veel unieke dieren en planten voor, die per eiland vaak enigszins verschillende soorten hebben gevormd.
Belangrijkste eilanden in volgorde van afnemende grootte:
* Isabela 4588 km²
* Santa Cruz 986 km²
* Fernandina 642 km²
* San Salvador/Santiago 585 km²
* San Cristóbal 558 km²
* Floreana/Santa Maria 172 km²
* Marchena 130 km²
* Española 60 km²
* Pinta 59 km²
* Kleine eilandjes: onder andere Genovesa, Santa Fe, Darwin, Isla Wolf, Rabida, Pinzon, Bartolome, Seymour Norte, Baltra, Daphne, Plazas en Isla Mosquera
Ontwikkeling van het dierenleven
De afgelegen ligging van de eilanden maakt dat ze na hun ontstaan maar zeer spaarzaam door dieren vanaf het vasteland zijn gekoloniseerd, waarbij de dieren die in de loop der tijd arriveerden verder onafhankelijk van hun soortgenoten op het vasteland zijn gaan evolueren. Zo ontstonden veel endemische soorten. De specifieke woonomgeving en het grotendeels ontbreken van roofdieren leverden hun eigen bijdrage aan de aard van de selectiedruk: een aantal vogels verloor het vermogen tot vliegen, zeeleguanen ontwikkelden aanpassingen om onder water te kunnen grazen op bedden zeewier, de landschildpadden groeiden tot enorme omvang uit, en de darwinvinken gingen een groot aantal verschillende ecologische niches bezetten, met vooral aanpassingen in de grootte en vorm van hun snavels. Er komt ook een pinguïnsoort voor, de galapagospinguïn. De enige roofvogel is de galapagosbuizerd. Verder leeft er een kleine populatie van (gewone) flamingo's (Phoenicopterus roseus). Ook is er een grote diversiteit aan zeevogels waaronder blauwvoetgenten, roodvoetgenten, fregatvogels, golfalbatrossen, zwaluwstaartmeeuwen, stormvogels en pelikanen. Een aantal rijstratten vormen de enige inheemse knaagdieren. Deze behoren tot de geslachten Aegialomys, Nesoryzomys en Megaoryzomys, die samen ongeveer vijf soorten in de archipel hebben.
Geschiedenis
De Galapagoseilanden werden in 1535 ontdekt door de Dominicaanse bisschop Tomás de Berlanga uit Panama nadat zijn schip in een luwte kwam en afdreef. Ze waren onbewoond, hoewel Thor Heyerdahl in de jaren 50 aardewerkvondsten rapporteerde die van Zuid-Amerikaanse origine zouden zijn, waarover nog controverse zou bestaan. Ecuador annexeerde de Galapagoseilanden op 12 februari 1832.
Charles Darwin bezocht Galapagos met het onderzoeksschip Beagle in september 1835 en bracht er ongeveer vijf weken door met het bestuderen van de geologie en biologie van vier van de eilanden. Mede door zijn bevindingen tijdens dit bezoek aan de eilandengroep ontwikkelde Darwin zijn evolutietheorie. De naar hem genoemde darwinvinken zijn een bekend voorbeeld van het ontstaan van variaties in soorten door erfelijke aanpassingen volgens de evolutietheorie. In verband daarmee zijn soorten op geïsoleerde eilanden en eilandengroepen voor biologen een specifiek aandachtsgebied geworden.
Sedert 1959 zijn de eilanden een nationaal park. Datzelfde jaar werd ook de Charles Darwin Foundation opgericht, die zich bezighoudt met de instandhouding van de natuurlijke toestand van de eilanden. Ook de oceaan eromheen is uitgeroepen tot zeereservaat. Sinds 1978 staan de eilanden op de werelderfgoedlijst van de UNESCO en in 1981 werd dit met het zeereservaat uitgebreid.
Klimaat
De Galapagoseilanden hebben een heet en droog klimaat. Het klimaat wordt vooral bepaald door de van Antarctica afkomstige koude Humboldtstroom in de oceaan. Tijdens sommige jaren wijzigen de zeestromingen in de Grote Oceaan zich rond december echter tijdelijk. In die perioden wordt warmer water uit het gebied ten oosten van Indonesië aangevoerd. Dit warmere water is veel minder rijk aan voedingsstoffen en de tijdelijke wijziging van de zeestromen zorgt voor massale vissterfte. Dit verschijnsel wordt El Niño genoemd.
Problemen
In 2001 bedreigde lekkende olie van een gestrande tanker het ecosysteem van de Galapagoseilanden.
Door de komst van de mens, en de al dan niet opzettelijk door de mens meegebrachte (en in het verleden weggevangen) dieren is het zeer kwetsbare ecosysteem ernstig bedreigd. Een aantal van de unieke soorten is al verdwenen. Een verwilderde geitenpopulatie heeft grote schade toegebracht aan de inheemse flora en fauna van de eilanden Santiago en Isabella. Tussen 1997 en 2006 werden er in totaal ruim 150.000 geiten geruimd, zodat daar geen geiten meer voorkomen en de natuur zich redelijk goed hersteld heeft. De rest van de unieke eilandsoorten is bedreigd en wordt nu wel zorgvuldig beheerd. Het toerisme genereert hiervoor aanzienlijke inkomsten maar vormt op zichzelf ook wel weer een bedreiging voor het ecosysteem.
http://www.quito.com.ec