Santo Domingo (Spaans: Santo Domingo de Guzmán) is de hoofdstad van de Dominicaanse Republiek.

De stad werd door de Spaanse gouverneur Don Bartolomé Colón (Bartolomeo Columbus, de broer van Christoffel Columbus) op 4 augustus 1496 op de oostelijke oever van de Rio Ozama gesticht als La Neuva Isabela. Na door cyclonen te zijn verwoest, werd de stad in 1502 door Diego Columbus, de zoon van Christoffel Columbus, als Santo Domingo naar de westelijke oever verplaatst. Santo Domingo telt 3.166.000 inwoners (2001). Van 1936 tot 1961 heette de stad officieel 'Ciudad Trujillo', naar de dictator Rafael Leónidas Trujillo.

-Paleis van Diego Columbus, de zoon van Christoffel Columbus.
-de oude stadspoort Puerta del Conde, die is vernoemd naar gouverneur Conde de Peñalva die Santo Domingo in 1655 met succes verdedigde tegen een aanval van Engeland. De poort ligt aan het eind van de winkelstraat El Conde en verschaft toegang tot Parque Independencia, het Park van de Onafhankelijkheid, dat het hart van de stad vormt.
-Kathedraal van Santo Domingo, de oudste kathedraal van de Nieuwe Wereld, gelegen aan het Plaza Colón. De bouw duurde van 1521 tot 1540.
-de Faro a Colón, een symbolische vuurtoren in de vorm van een liggend kruis. Het is tevens een museum en het mausoleum van Christoffel Columbus. De aanwezigheid van de resten van Columbus wordt echter betwist. Dit gebouw werd in 1992 geopend door Paus Johannes Paulus II, 500 jaar na de ontdekking het eiland Hispaniola door Christoffel Columbus.

De metro van Santo Domingo is een belangrijk middel van openbaar vervoer voor de stad. Sinds 2009 is de eerste lijn met zestien station op een tracé van 14,5 kilometer operationeel; een tweede geheel ondergrondse lijn (22 km) is in aanbouw.

De stad wordt in tweeën gedeeld door de rivier Ozama. Het koloniale gedeelte van Santo Domingo werd in 1990 door UNESCO op de Werelderfgoedlijst geplaatst.