Carcassonne (Occitaans: Carcassona) is een stad in Frankrijk. Het is de prefectuur (hoofdstad) van het departement Aude. Carcassonne ligt in de regio Languedoc-Roussillon op 90 kilometer ten zuidoosten van Toulouse, globaal tussen de Pyreneeën en de Montagne Noire.
De stad ligt aan weerszijden van de rivier de Aude en wordt doorsneden door het Canal du Midi. De stad heeft door zijn centrale ligging een belangrijke regionale marktfunctie; belangrijkste werkgevers zijn de overheid, dienstensector, detailhandel en toerisme. In 1999 bedroeg het aantal inwoners 43.950. In de gemeente ligt spoorwegstation Carcassonne. De stad staat op de werelderfgoedlijst van UNESCO en trekt jaarlijks 3 miljoen toeristen. De bekendste bezienswaardigheid is de volledig gerestaureerde citadel, La Cité genaamd. De citadel staat bekend als mooiste voorbeeld van een middeleeuwse stad in Europa, die bijna volledig bewaard is. Het is ook de grootste burcht van de Katharen (zie ook: burchten van de Katharen).
De eigenlijke binnenstad, waar ook het stadhuis ligt, is de Ville Basse (Benedenstad) of Bastide St. Louis. Dit centrum is in de 13e eeuw gebouwd als toevluchtsoord voor bewoners uit de voorsteden. Een stenen brug over de Aude verbindt de oude Cité en de nieuwe stad met elkaar.
Prehistorie
De oorsprong van de stad ligt in de 8e eeuw v.Chr., toen op een plateau twee kilometer ten zuidwesten van de huidige stad een grote versterkte handelsnederzetting gebouwd werd, Carsac genaamd. De handelsnederzetting of oppidum maakte deel uit van een netwerk van oppida tussen de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan. Aan het eind van de 7e eeuw v.Chr. vond een uitbreiding plaats, tot de stad uiteindelijk een oppervlakte van ca. 30 hectare besloeg. Naast resten van ringgrachten en verdedigingswerken zijn er ook graansilo's en keramiek gevonden, die getuigen van een zekere welvaart.
Romeinse tijd
De Romeinen namen in de 2e eeuw v.Chr. de streek in bezit. Vanwege de strategische ligging aan de grote handelsroute, door de Romeinen bestraat en Via Aquitania genoemd, bouwden ze een castellum ten noorden van de nederzetting. Deze kreeg de naam Carcaso. De Romeinse nederzetting werd in de 1e eeuw v.Chr. door Julius Caesar verheven tot hoofdplaats van een colonia met de naam Julia Carcaso, hetgeen betekende dat de nederzetting stadsrechten kreeg en de inwoners Romeins staatsburger werden. Dit bleek aantrekkelijk genoeg voor de inwoners van Carsac om hun intrek te nemen in de Romeinse stad en de oude nederzetting raakte ontvolkt. In de nadagen van het Romeinse Rijk 4e eeuw, voorafgaand aan de Grote Volksverhuizing, besloot men een stadsmuur op te trekken om beter beschermd te zijn tegen eventuele aanvallen. De stad werd binnen de muren opnieuw opgebouwd. De binnenste stadsmuur dateert in aanleg grotendeels uit deze tijd.
Middeleeuwen
In 326 namen de Franken de stad in, maar de Romeinen wisten ze na korte tijd weer te verdrijven. Na de definitieve val van het West-Romeinse Rijk in de 5e eeuw namen de Visigoten de stad in bezit. Zij versterkten de muren verder, voornamelijk door via uitgravingen aan de voet van de vestingsmuur deze te verhogen. Zo kwam de oudere Romeinse muur boven de eronder gemetselde Visigotische muur te liggen. Carcaso heette voortaan Carcassona. Na de val van Tolosa (Toulouse) als hoofdstad van het Visigotisch koninkrijk werd de stad een belangrijke grenspost bij het koninkrijk der Franken. In 712 wordt Carcassonne voor het eerst geplunderd door de Moren, die een strooptocht ondernamen onder leiding van Moussa-ben-Houssar. Na hun inval op het Iberische Schiereiland in 711, vertoonden ze zich voor het eerst over de Pyreneeën.
Na korte tijd bezet te zijn geweest door de Saracenen werd de stad in 759 door de Frankische koning Pepijn de Korte veroverd. Uit deze tijd stamt de legende van Dame Carcas. Hierna werd Carcassonne de hoofdstad van een burggraafschap dat leenplichtig was aan de graaf van Toulouse. In de tiende eeuw werd de stad geregeerd door de Oliba-dynastie, in de elfde eeuw door de Commingues-Couserans, gevolgd door de Trencavel; deze familie had al het burggraafschap van Béziers en Albi in bezit. Bernard Aton Trencavel, burggraaf van 1074 tot 1129, liet het huidige Château Comtal bouwen en nam een aanvang met de bouw van de St. Nazaire-kathedraal.
Franse verovering
Tijdens de regering van Raymond Roger Trencavel barstte in 1209 de Albigenzische Kruistocht uit. In de maand juli werd de stad gedurende 40 dagen belegerd door het kruisleger. Door watergebrek moest de stad zich overgeven. Raymond Roger gaf zich over op voorwaarde dat de bevolking een vrije aftocht kreeg. Enige maanden later stierf hij onder verdachte omstandigheden in de kerker van het kasteel. Simon de Montfort, een Normandisch edelman, werd door de Franse koning benoemd tot burggraaf. Na zijn dood nam graaf Raymond VII van Toulouse de stad in bezit. Lodewijk VIII stuurde echter het leger op de stad af en na een beleg in juli 1226 werd de stad ingenomen.
Opbouw Citadel
Met het Verdrag van Meaux in 1229 ging het burggraafschap van Carcassonne definitief over aan de Franse kroon. Deze benoemde een seneschalk om in zijn naam de stad te besturen.
Carcassonne vormde vanaf nu de belangrijkste Franse verdediging tegen de ambities van de koning van Aragon, die bezig was zich gebieden in het zuiden van Frankrijk te verwerven. De grens tussen beide koninkrijken lag op dat moment op ca. 50 km ten zuiden van Carcassonne en volgde globaal de noordgrens van de Pyreneeën. De verdedigingswerken werden gemoderniseerd; zo kreeg het Château Comtal een extra verdedigingslinie en vormde zo een 'vesting in een vesting'.
Aan de westkant van de stad begon men met het vrijmaken van een dwingel en de aanleg van een tweede, verder afgelegen, muur. De oude stadsmuur werd gerestaureerd en voorzien van kantelen en schietgaten en er werden een aantal nieuwe torens en poorten gebouwd, waaronder de indrukwekkende Porte de l'Aude.
In 1240, tijdens de regering van koning Lodewijk IX, beter bekend als Lodewijk de Heilige, probeerde Raymond Roger II Trencavel, de zoon van de in de kerker gestorven Raymond Roger, de stad met behulp van de bevolking in te nemen. De aanval werd echter afgeslagen. De grote voorsteden die vanaf ca. 1000 aan de oostzijde van de cité zijn ontstaan lagen grotendeels in puin. Als straf voor hun medewerking aan de revolte werd de gehele bevolking van de stad verbannen en liet de koning het restant van de voorsteden afbreken. Zo kwam er aan de oostkant van de cité ook ruimte vrij voor aanleg van dwingel en tweede stadsmuur. In 1246 werd Raymond Roger II gedwongen af te zien van zijn rechten op het burggraafschap.
Tijdens de heerschappij van koning Philips de Stoute werden de werkzaamheden voltooid: de tweede muur werd afgebouwd, en de buitenste en binnenste muur werden op strategische plekken voorzien van grote nieuwe torens. De indrukwekkende Porte Narbonnaise, ook nu nog de belangrijkste toegang tot de cité, vormde het sluitstuk.
Een nieuwe stad
Lodewijk de Heilige gaf in 1248 aan de verdreven bewoners van de voorsteden het recht om aan de overzijde van de Aude een nieuwe stad te stichten, de Bastide Saint Louis. Rondom een centraal marktplein werd een stad opgebouwd op een zeshoekig grondplan met zijden van 1000 meter en een recht stratenpatroon. De stad werd verdeeld in twee parochies: St. Michel en St. Vincent. De stad werd een belangrijk centrum voor de textielindustrie.
Een eeuw ellende
De 14e eeuw brengt eerst de pest, daarna hongersnood. Alsof dit niet genoeg is, brak de Honderdjarige Oorlog uit. De stad werd in november 1355 geplunderd en platgebrand door de Zwarte Prins. Men wist de stad op een wat kleiner oppervlak snel weer op te bouwen; ditmaal kreeg ook de nieuwe stad een ommuring. De oude houten brug over de Aude, die oude en nieuwe stad met elkaar verbindt, werd vervangen door een stenen brug.
Het verval
De stad bloeide als nooit tevoren, maar met de Vrede van de Pyreneeën kwam in 1659 een eind aan de verdedigende functie van de stad. In het verdrag kwamen de koningen van Frankrijk en Spanje een nieuwe grens overeen, die 40 kilometer zuidelijker liep. Er werd niet meer geïnvesteerd in onderhoud van de citadel. In de 18e eeuw verruilden de notabelen dan ook de bovenstad voor de benedenstad, waar prachtige nieuwe patriciërshuizen gebouwd werden.
Bij de aanleg van het Canal du Midi, vanaf 1680, maakte het stadsbestuur een inschattingsfout. Men was niet bereid om geld te investeren om het kanaal door de stad te laten lopen. Daardoor deelde de stad niet in de economische opleving die het kanaal elders in de regio teweeg bracht. Men zag de inschattingsfout in, maar het zou nog tot 1780 duren tot het kanaal verlegd werd en de stad aandeed. Na 1800 verliep de handel via het kanaal vanwege toename van de handel over zee.
In 1803 verkoos de bisschop van Carcassonne de St. Michel in de nieuwe stad aan de rivier en verloor de St. Nazaire in de oude stad op de heuvel de titel van kathedraal. In 1820 schrapte de Franse regering de citadel van de lijst van vestingen. Wegens gevaar voor de bevolking door achterstallig onderhoud besloot de Franse regering in 1840 tot ontmanteling van de citadel.
Restauratie door Viollet-le-Duc
De geest van de romantiek was echter uit de fles; alles wat middeleeuws of gotisch is kwam in de mode. Historicus Jean-Pierre Cros-Mayrevieille en schrijver Prosper Mérimée voerden een campagne om de vestingstad te behouden als monument. De actie had succes, Eugène Viollet-le-Duc werd aangewezen om de restauratie uit te voeren. In 1844 begon hij met de restauratie van de St. Nazaire-kathedraal en in 1853 met die van de citadel. In 1865 werd de restauratie van de kathedraal voltooid en 1879 die van de citadel.
De werkwijze van Viollet-le-Duc is sinds de 20e eeuw omstreden. Van veel onderdelen van het restauratiewerk was niet meer bekend hoe ze er vroeger uit hadden gezien en Viollet-le-Duc heeft hier naar eigen inzicht gehandeld. Men spreekt daarom tegenwoordig van een 'poging tot reconstructie'. Hoewel de restauratie naar huidig inzicht misschien niet naar de letter van de geest is uitgevoerd, wordt het geheel wel geroemd om de eenheid van stijl - al ziet het er misschien net iets té gelikt uit. Er wordt gezegd dat de gerestaureerde citadel voor Walt Disney de inspiratie was voor het sprookjeskasteel dat in alle Disney-pretparken te vinden is.[bron?]
Tegenwoordig is een dubbele ommuring te zien met 53 torens. In 1997 werd de oude stad door de UNESCO op de werelderfgoedlijst geplaatst.
Kerken
Carcassonne kent een aantal opmerkelijke kerken. De belangrijkste is de Basilique St-Nazaire in de Cité. In 1096 legde paus Urbanus II de eerste steen voor deze kerk op de plaats van de oude Visigotische kathedraal. Van de kerk zijn het schip en de zijbeuken nog romaans, maar de bijzonderheid ligt meer in het gotische transept en koor die tussen 1269 en 1330 gebouwd werden op de plaats van hun romaanse voorgangers. De kerk is vooral bekend om de glas-in-loodramen, die tot de mooiste en oudste van Frankrijk gerekend worden (13e - 16e eeuws).
De St. Michel werd tussen 1247 en 1320 gebouwd als één van de twee nieuwe parochiekerken van de 'Nieuwe Stad'. Nadat in 1355 de stad was platgebrand, werd een stuk van de zuidkant van de stad niet meer opgebouwd en werd de zuidmuur van de kerk opgenomen in de nieuwe ommuring. In 1803 kreeg de kerk de titel kathedraal, ten koste van de St. Nazaire. In 1849 legde een grote brand de kerk in de as. Viollet-le-Duc restaureerde de kerk, die nu een stenen overkluizing kreeg.
De St. Vincent was de tweede parochiekerk. De bouw hiervan startte ook in 1247, maar er was voor deze kerk minder geld beschikbaar dan voor de St. Michel. Door een fonds ingesteld door koning Philips de Stoute kon de parochie de kerk tot in de 16e eeuw verder uitbreiden. Het gebouw geldt als schoolvoorbeeld van Zuidelijke Gotiek. De kerk bevat vele kunstschatten en een carillon van 47 klokken.
De Église des Carmes was de kloosterkerk van de Karmelieten. Vóór de brandschatting van 1355 lag het klooster buiten de stad, maar in 1360 kregen de Karmelieten toestemming om binnen de stadsmuren een nieuw klooster te bouwen.
Wie de St. Gimier ziet vanuit de Cité, zal niet geloven dat deze kerk pas in de 19e eeuw gebouwd werd. De kerk werd tussen 1854 en 1859 door Viollet-le-Duc gebouwd in de stijl van de 13e-eeuwse gotiek, maar van binnen heeft hij geëxperimenteerd met 'nieuwe' gotische vormen. Het resultaat is een streng maar zeer harmonieus gebouw dat, ondanks de gotische elementen, van binnen modern aandoet. De St. Gimier staat op de plaats waar vroeger de Barbacane stond, een vooruitgestoken verdedigingspost in de vorm van een ronde toren. Deze barbacane was met een dubbele muur met de citadel verbonden.
De Citadel
Plattegrond
De Citadel of Cité ligt op de rechteroever van de rivier de Aude. Het is de grootste vesting van Europa. In de citadel bevinden zich veel historische gebouwen en het Château Comtal. Er omheen is een dubbele muur. De buitenmuur heeft 16 torens en de binnenmuur heeft 24 torens. Tussen de muren liggen de lices (dwingels).
La porte Narbonnaise
Het is een stad in een stad. Er wonen nog 150 mensen in de Citadel. Er is een school en een postkantoor.
De Citadel bestaat uit:
Porte Narbonnaise, hoofdingang (1)
Rue Cros-Mayreveille
Porte et barbacane Saint-Nazaire (2)
Porte d'Aude (3)
Porte du Bourg et barbacane Notre-Dame (4)
Château Comtal (5)
Lices basses, lage dwingels met:
Tour de l'Inquisition
Tour carrée de l'Évêque
Tour de la Justice
Lices hautes, aan de oostkant
Barbacane de l'est protégeant l'entrée du château (6)
Barbacane de l'Aude (7)
Tour St-Nazaire
Basilique St-Nazaire, kerk met mooie gebrandschilderde ramen en prachtige beelden (8)
Musée des Beaux-Arts
Maison des Mémoires Joë Bousquet