Het Nederlands Architectuurinstituut of NAi is een architectuurmuseum/instituut in Rotterdam met tot 2009 een dependance in Maastricht. Museum Boijmans Van Beuningen is een museum voor beeldende kunst, gelegen aan het Museumpark te Rotterdam.
Al meer dan 160 jaar toont Museum Boijmans Van Beuningen topstukken op het gebied van beeldende kunst, toegepaste kunst en design.
Het idee om een nationaal architectuurmuseum op te richten ontstond in 1912, toen het Amsterdamse architectuurgenootschap Architectura et Amicitia een extra lokaal in Hotel Parkzicht in Amsterdam moest huren om haar archief, bestaande uit tekeningen en maquettes, in onder te brengen. Architect J.H.W. Leliman was daarbij een belangrijk pleitbezorger. Om de mogelijkheden van zo'n museum te onderzoeken werd een commissie samengesteld bestaande uit de leden J. Ingenohl, J.H. de Groot en W.A.E. van der Pluym. In 1915 gingen er binnen A et A stemmen op om de collectie onder te brengen in de Rijksacademie in Amsterdam, om later in een zelfstandig museum te worden ondergebracht.[1] Deze ideeën leidden niet tot resultaten. In de jaren 80 gingen drie culturele instellingen samenwerken om het NAi te vormen. Dat waren het Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst (NDB), de Stichting Architectuurmuseum (SAM) en de Stichting Wonen. Daarna ontstond een strijd tussen Amsterdam en Rotterdam om de plaats waar een Architectuurmuseum/instituut gevestigd zou moeten worden. Door minister Brinkman werd voor Rotterdam gekozen. Eerdere plannen om het NAi te vestigen in de vrijgekomen bibliotheek aan de Botersloot werden verlaten. Voorafgaand aan de realisatie van een nieuw gebouw is het NAi enige tijd gevestigd geweest in een pand aan de Westersingel. Er werd een prijsvraag uitgeschreven voor een nieuw gebouw, waarvoor zes architecten werden uitgenodigd. Architect Jo Coenen won deze prijsvraag in 1988. In 1993 was het nieuwe gebouw gereed. Met het NAi is een uitgeverij geassocieerd NAi uitgevers die is gespecialiseerd in het uitgeven van boeken over architectuur, stedenbouw, ruimtelijke ordening, beeldende kunst, fotografie en vormgeving. ===
Museum Boijmans Van Beuningen is een museum voor beeldende kunst, gelegen aan het Museumpark te Rotterdam. Al meer dan 160 jaar toont Museum Boijmans Van Beuningen topstukken op het gebied van beeldende kunst, toegepaste kunst en design. De collectie tekeningen behoort tot de beste ter wereld. Museum Boijmans Van Beuningen biedt een overzicht van Nederlandse en Europese kunst, van de vroege middeleeuwen tot in de 21e eeuw. Van De Toren van Babel van Bruegel en Titus van Rembrandt, tot de Lippenbank van Dali. Met een collectie van mondiale allure en kwaliteit en spraakmakende tijdelijke tentoonstellingen heeft het museum een plaats bij de top drie van de Nederlandse kunstmusea.
Op 16 november 2010 won het museum de Museumprijs 2010.
Het museumgebouw, in jaren dertig architectuur, omvat een espressobar en een restaurant met uitzicht op de museumtuin. Rondleidingen in verschillende talen zijn op aanvraag beschikbaar. Het museum verhuurt bovendien zalen voor zakelijke bijeenkomsten en evenementen. Het museum beschikt verder over een bibliotheek, prentenkabinet, museum-shop, restaurant en espressobar.
Het ontstaan van de collectie
Het museum ontstond dankzij het legaat van de Rotterdamse verzamelaar Frans Jacob Otto Boijmans (1767-1847) aan de stad Rotterdam in 1841. De schilderijen en andere kunstvoorwerpen werden eerst ondergebracht in het historische Schielandshuis. In 1849 werd in Het Schielandshuis het Museum Boijmans geopend.
Bij een brand in 1864 ging een deel van de collectie verloren. De collectie werd echter door nieuwe aankopen en door schenkingen gestadig uitgebreid. In 1935 werd een nieuw gebouw betrokken, ontworpen door de stadsarchitect Ad van der Steur.
Vanaf de oprichting hebben particuliere verzamelaars een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van het museum. Aan twee van hen dankt het museum zijn naam. De Utrechtse jurist Frans Jacob Otto Boijmans vermaakte in 1847 zijn kunstcollectie aan de gemeente Rotterdam. Dat was het begin van het museum.
In 1958 verwierf het museum de collectie van de havenbaron D.G. van Beuningen. Dat was zo’n mijlpaal dat de naam van het museum werd veranderd in Museum Boijmans Van Beuningen.
Er zijn nog veel meer particuliere verzamelaars aan wie het museum veel te danken heeft. Hun verschillend geaarde belangstelling legde de basis voor de verscheidenheid van de collectie. En dankzij hun gedrevenheid bezit het museum nu als enige in Nederland schilderijen van Van Eyck, Titiaan, Jeroen Bosch, Pieter Bruegel de Oude en Dalí. In de tweede helft van de twintigste eeuw werden de eigen aankopen van het museum steeds talrijker, maar nog altijd profiteert het museum van de generositeit van verzamelaars. Zo verwierf het museum in 1981 dankzij het echtpaar Van Beuningen-de Vriese een omvangrijke verzameling pre-industriële gebruiksvoorwerpen. In 2004 werd een groot deel van de Koeningscollectie, die in de Tweede Wereldoorlog was verdwenen, aan het museum teruggegeven. In 2005 werd Stichting H+F Mecenaat opgericht; een exclusief samenwerkingsverband van Han Nefkens met Museum Boijmans Van Beuningen. Het H+F Mecenaat stelt zich ten doel op een internationaal niveau hedendaagse kunst en kunstenaars te stimuleren en onder de aandacht te brengen van een nieuw publiek. Met behulp van het H+F Mecenaat zijn verschillende aanwinsten mogelijk gemaakt, zoals de installatie "Laat je haar neer" van Pipilotti Rist en de installatie "Notion Motion" van de Deen Olafur Eliasson.
Om de paar jaar wordt de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen opnieuw ingericht. In april 2011 opent de nieuwe opstelling van de museumcollectie "De Collectie Verrijkt". Schilderijen en beelden uit de westerse kunst van 1500-1940 uit de collectie zijn 'verrijkt' met ruim twintig bruiklenen uit andere musea in Nederland en uit het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.
[bewerken] Het museumgebouw
Het collectiegebouw is ontworpen door stadsarchitect A. van der Steur (1893-1953). Van der Steur en de toenmalige museumdirecteur Dirk Hannema hadden één ideaal: het nieuwe museumgebouw moest een plek zijn waar je naar toe ging om van kunst te genieten. Geen overvolle wanden en slecht licht zoals in het 17e-eeuwse Schielandshuis (waar het museum tot dan toe was gevestigd), maar een modern gebouw dat geheel was toegerust voor zijn taak. Van der Steur liet zich inspireren door de leefomgeving van particuliere verzamelaars en koos vooral voor kleine intieme ruimten. Veel van de kunstwerken in de collectie waren immers uit een dergelijke omgeving afkomstig. Zichtassen, variatie van de zalen in grootte en vorm, maar ook de afwisseling van tentoonstellingszalen met ruimtes waar de bezoeker even tot rust kon komen en kon genieten van het omliggende park, moesten er voor zorgen dat de vermoeidheid niet zou toeslaan. Ondanks de toen in Rotterdam actieve architecten van het Nieuwe Bouwen, werd gekozen voor een meer behoudende vorm van architectuur en voor de toepassing van traditionele materialen als baksteen, natuursteen en koper. Karakteristiek voor die architectuur én de toenmalige opvatting over een museum is de statige, door een toren geaccentueerde entree. ’s Avonds brandde boven in de toren een lantaarn. Niet alleen overdag, ook ’s avonds markeerde het museum zijn plaats in de stad.
Door variatie in vorm, formaat en sfeer heeft stadsarchitect A.J. van der Steur met zijn uit 1935 daterende collectiegebouw een omgeving willen scheppen waarin de bezoeker optimaal zou kunnen genieten van de kunst. Ontwerper en stilist Maarten Spruyt heeft dat nog versterkt door zijn manier van inrichten en de gevarieerde toepassing van (kunst)licht. In de hoekzalen heeft hij kleur toegepast als duidelijke accent in het circuit van de zalen. Met zijn inrichting komt de architectuur van het Van der Steurgebouw weer beter tot zijn recht; onder meer doordat er plekken zijn gecreëerd waar bewust geen kunstwerken zijn opgesteld en de architectuur even ‘bevrijd’ is van zijn dienende functie.
In 1971 vond een aanzienlijke uitbreiding plaats, aan de linkerzijde van het gebouw. Er werd een grote expositieruimte gebouwd, ontworpen door architect Alexander Bodon. Deze was van hetzelfde architectenbureau als de oorspronkelijke architect Van der Steur. De drie enorme, flexibele ruimtes, kunnen steeds anders worden ingedeeld afhankelijk van de tentoonstelling. De zalen zijn wit en hebben een diffuus bovenlicht. Alles wat de aandacht van de kunst zou kunnen afleiden is uitgebannen, op het grote raam na dat uitzicht biedt op de tuin.
Omstreeks 1990 werd aan de achterzijde van het museum een paviljoen gebouwd, ontworpen door architect Hubert-Jan Henket, bestemd voor de collectie Van Beuningen-De Vriese (kunstnijverheid en industriële vormgeving). Op de verdieping hiervan is het museumrestaurant gevestigd.
In 2003 is het tentoonstellingsgebouw door het Vlaamse architectenbureau Robbrecht & Daem Architecten voorzien van een reeks nieuwe zalen, die als een krans om de grote zalen van Bodon heen zijn gesitueerd. In de zalen is gebruikgemaakt van helder en gematteerd glas, beton én hier en daar de oorspronkelijke muur van baksteen. Samen met de bibliotheek aan de straatzijde, is dit de tot nu toe meest recente uitbreiding van het museum.